De ziekte van Gilbert, ook wel het syndroom van Gilbert genoemd,…
Verstopping door een zwakke galstroom
De spijsvertering begint zodra er voedsel binnenkomt. Het voedsel wordt via het spijsverteringsstelsel afgebroken, zodat belangrijke voeddingstoffen uit het voedsel kunnen worden opgenomen. Zodra het voedsel in de dunne darm komt, wordt hier galvloeistof (gal) aan toegevoegd. Gal is onder andere samengesteld uit water, cholesterol, bilirubine en galzouten.
Gal wordt gemaakt in de lever, maar het ligt opgeslagen in de galblaas. De galzouten die in het gal zitten worden vrij efficiënt (95%) terug geabsorbeerd naar de lever door middel van de enterohepatische circulatie [1]. Er wordt vaak vanuit gegaan dat galzouten alleen een rol spelen bij de afbraak van vetten uit het voedsel. Maar galzoutenspelen bij wel meer mechanismen een rol.
Galzouten spelen ook een rol bij het vetmetabolisme door middel van stimulatie van de productie van het actieve schildklierhormoon in vetcellen. Galzouten zorgen dat het bruine vetweefsel toeneemt [2]. Galzouten kunnen ook een rol spelen in pathofysiologische aandoeningen zoals galstenen. Dit is een redelijk veelvoorkomende aandoening [3].
Galzouten zijn essentieel voor het verteren van vetten. Vertering van vet vindt plaats door middel van lipases [4]. Galzuren worden gemaakt uit cholesterol. De omzetting van cholesterol in galzuren is de belangrijkste route in het lichaam om cholesterol te elimineren. Galblaasbeweging zorgt voor het legen van de galblaas in de darm.
Deze beweging wordt gestimuleerd door cholesystokinine (CCK), een hormoon dat in de dunne darm wordt aangemaakt. Bij verminderde expressie van de CCK-receptor, en dus verminderde beweging
van de galblaas, verblijven het cholesterol en het galslijm langer in de galblaas, wat de formatie van galstenen en de productie van galslijm stimuleert [5].
Galzurensecretieproces
Het galzurensecretieproces staat onder invloed van secretine en glucagon. Secretine is een peptidehormoon dat geproduceerd wordt door de S-cellen van het duodenum. Secretine stimuleert de secretie van bicarbonaat door de lever, de pancreas en de klieren van Brunner (glandulae duodenales). Bicarbonaat buffert de zure voedselbrij (chymus) dat van de maag het duodenum bereikt.
Glucagon is een polypeptide dat wordt geproduceerd in de alvleesklier. Glucagonproductie vindt ook plaats in de darm. Tijdens het verteringsproces wordt tot tweemaal meer gal geproduceerd, die direct in het duodenum vloeit via de sfincter van Oddi . Galblaascontracties staan onder invloed van cholecystokinine (CCK). Oliën, eierdooier en Magnesiumsulfaat bevorderen zo’n galblaaslediging.
Cholecystokinine (CCK) is een hormoon en een neurotransmitter. Het is samengesteld uit verschillende aminozuren en wordt in het lichaam afgegeven door de twaalfvingerige darm en het jejunum. Er bestaan 3 verschillende versies van CCK met een verschillend aantal aminozuren.
Als hormoon werkt CCK in op de alvleesklier, die daardoor enzymen afscheidt die zorgen voor de vertering van proteïnen, vetten en koolhydraten. Ook werkt het in op de galblaas, die daardoor gal afscheidt, dat zorgt voor het emulgeren van vetten, zodat die gemakkelijker door het lichaam worden opgenomen. Ook zorgt het voor een verzadigingssignaal, door inwerking op de nervus vagus, die op zijn beurt zal inwerken op de nucleus tractus solitarii (hypothalamus).
Vitamine C en galzuren
Galzuren(zouten) worden gemaakt door hydroxylatie van cholesterol. Voor deze hydroxylatie is als cofactor vitamine C nodig. Een tekort aan vitamine C kan zodoende zorgen voor onvoldoende hydroxylatie van cholesterol en dat leidt tot eventuele vorming van galstenen, aangezien de gehydroxyleerde cholesterol oplosbaar is in een waterige omgeving maar cholesterol niet.
De twee belangrijkste fysiologische taken van cholecystokinine (CKK) zijn de stimulatie van de exocriene secretie van de pancreas en de contractie van de galblaas. Tang et al.[6] heeft aangetoond dat de receptoren voor CCK in de menselijke pancreas en galblaas verschillend van elkaar zijn. In de pancreas bevinden zich voornamelijk CCK-B-receptoren, terwijl in de spierlaag van de galblaas alleen CCK-A-receptoren werden aangetoond.
Deze bevinding kan belangrijke farmacologische gevolgen hebben wanneer men de functies van de galblaas of die van de exocriene pancreas afzonderlijk wil stimuleren of afremmen. Ook kan er sprake zijn van polymorfisme [7] bij niet goede werking.
Obstipatie door te weinig galstroom (galzouten)
Obstipatie heeft verschillende oorzaken, die medisch kunnen zijn: stofwisselingsziekten zoals diabetes of hypothyreoïdie, neurologische aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson, ‘mechanische’ darmverstopping en te weinig galstroom.
Stoffen die de galstroom kunnen activeren:– Choline/inositol (waaronder lecithine). Voedingsmiddelen die choline leveren zijn lever, spiervlees, vis, noten, bonen, erwten, eieren, tarwekiemen en spinazie. Choline is een methyldonor en bevordert de methylering in de lever en daarmee de galstroom. Choline fungeert ook als een lipotrofe factor, en kan de opslag van vet in de lever voorkomen [17].
– Artisjok. Het gebruik van artisjok blijkt invloed te hebben op de productie van gal. Artisjokken bestaan uit tal van bittere stoffen die zorgen voor een verhoogde galafscheiding[18].
– Paardenbloem. Wetenschappers hebben aangetoond dat Taraxacum officinalede laxerende, cholagoge eigenschappen bezit. In het verleden zette men de plant vooral in bij cholecystitis, galstenen, geelzucht en dyspepsie met constipatie. Vervolgonderzoeken met wortelextracten hiervan brachten eveneens cholagoge en choleretische eigenschappen aan het licht.
Humane studies bewezen dat de wortel van de paardenbloem de lever- en galfunctie stimuleert. Het extract is gecontra-indiceerd bij afsluiting van de galwegen, galblaasempyeem (etterophoping in galblaas), obstructieve ileus (bijvoorbeeld ten gevolge van galstenen) [19].
– Rammenas staat bekend als een cholagoog, een galdrijvend middel. De meest gebruikte toepassingen van deze donkergrijs gekleurde radijssoort zijn tegen gal-, spijsvertering-, en infectieproblemen [20].
– Taurine. Het aminozuur taurine is noodzakelijk voor de galproductie. In de vorm van taurocholaten is taurine een belangrijk onderdeel van gal en is het van belang voor het vetmetabolisme. Bronnen van taurine zijn: schaal- en schelpdieren, vis, gevogelte, vlees, zuivel.
– Omega 3. Omega-3- vetzurenaanvulling verhoogt de galzuurproductie, zorgt voor een betere galblaascontractie en verlaagt ook de triglyceriden (bepaald vet in bloed). Daarnaast zorgt omega-3 voor verlaging van de productie van slijm (mucusglycoproteinen) door de galblaaswand. Slijmvorming in de galblaas geeft vergrote kans op de vorming van galstenen.
Arachidonzuur (vetzuur) wordt vaker gezien in de gal van mensen met galstenen. Arachidonzuur (vlees) geeft ontstekingsreacties met als gevolg meer kans op galstenen.
Arachidonzuurbepaling is mogelijk door een omeg3-6-9 vetzuurprofiel in bloed te laten bepalen. Zie ook het artikel; de individuele vetzuurstofwisseling.
– Trimethylglycine (betaïne)(TMG) bevat drie methylgroepen (Tri-Methyl-Glycine) en is daardoor een belangrijke methyldonor. Methylgroepen spelen een belangrijke rol op diverse plaatsen in de stofwisseling. De mate waarin het lichaam (ook lever) tot methylering in staat is, bepaalt het activeren en deactiveren van een groot aantal belangrijke stoffen. TMG wordt vaak een lipotrope factor genoemd, omdat het de lever helpt bij de verwerking van vetten (lipiden).
Bij de stofwisseling van vetten in de lever speelt methylering een belangrijke rol. TMG kan daarbij optreden als methyldonor. Om goed te kunnen methyleren zijn ook nodig: voldoende B12, foliumzuur, B6, zink, B2 en N-acetyl- cysteïne (NAC). Belangrijke bronnen van betaïne zijn vis, bieten, broccoli, spinazie en peulvruchten.
– Astaxanthine reguleert de vetstofwisseling doordat het een agonist van PPAR-α en antagonist van PPAR-γ is. Ook de galzuursynthese wordt bevordert en de cholesterolbiosynthese geremd [8]. Astaxanthine is een relatief onbekende carotenoïde die wordt gemaakt door plankton, algen en sommige planten.
Astaxanthine is de belangrijkste roze-rode kleurstof in waterdieren zoals zalm, forel, garnaal, krab, zeekreeft, rivierkreeft en microalg Haematococcus pluvialis (voedingssupplement). De antioxidantactiviteit van astaxanthine is 10 tot 1000 keer krachtiger dan van vitamine E, vitamine C en carotenoïden zoals luteïne, lycopeen, α-caroteen, β-caroteen en zeaxanthine.
– Curcuma. Curcuma ondersteunt de spijsvertering en vermindert klachten van dyspepsie. Curcuma geeft significante klachtenvermindering (winderigheid, misselijkheid, vol gevoel, zuurbranden). In Indonesië wordt curcuma van oudsher gebruikt om (cholesterol)galstenen te voorkomen.
Curcuma kan de galblaascontractie en galafgifte dosisafhankelijk stimuleren en van nut zijn als cholekinetisch middel. Uit onderzoek is ook gebleken dat curcuma de secretie van galzuren (en bilirubine) bevordert en de galsamenstelling verbetert, waardoor de cholesterol in gal beter in oplossing blijft en minder snel neerslaat [9,10,11]. Bij galwegobstructie en galstenen is curcuma af te raden.
– Gember. Naast de spijsverteringsbevorderende en maagversterkende werking kunnen gemberwortelstokextracten de voedselabsorptie bevorderen. Dat betekent dat de biologische beschikbaarheid van vitaminen en mineralen toeneemt. Gember fungeert als het ware als “drager” [12]. Gember kan de afgifte van galzuur verhogen, mensen met galstenen of ernstige problemen met de galblaas moeten dus oppassen met extra gember.
– Magnesium. Een lage magnesiuminname zorgt voor meer slijmvorming in de galblaas, waardoor galstenen sneller ontstaan. Daarnaast stimuleert magnesium mogelijk de galblaaslediging waardoor minder galstase optreedt [13, 14].
– Vitamine A. Vitamine A speelt een belangrijke rol in de galzouthuishouding. Dat stelt Martijn Hoeke in zijn proefschrift . Uit eerder onderzoek was de omgekeerde relatie tussen galzouthuishouding en vitamine A reeds bekend. Patiënten die lijden aan cholestase (galstuwing door stagnatie van de galstroom) ontwikkelen dikwijls een tekort aan vitamine A. Hoekes bevinding heeft mogelijk belangrijke implicaties voor deze patiënten. Hoeke pleit er op basis van zijn resultaten voor om de vitamine-A-status van cholestatische patiënten goed in de gaten te houden (ook om overdosering te voorkomen).
Commentaar NDN
Ieder mens heeft zijn eigen ontlastingspatroon. Sommige mensen gaan drie keer per dag naar het toilet en anderen maar drie keer per week. Dit is allemaal normaal. We spreken van verstopping wanneer iemand minder dan drie keer per week ontlasting heeft.
Verstopping wordt in veel gevallen veroorzaakt door een ongezond en vezelarme voedingspatroon en te weinig water drinken. Ook weinig beweging, onregelmatig leven, stress en psychische factoren kunnen een rol spelen.
In een aantal gevallen is de oorzaak van verstopping onbekend. Verstopping kan ook voorkomen bij het gebruik van sommige medicijnen of als gevolg van een ziekte (waaronder verminderde schildklierfunctie). Ook een voedselintolerantie of voedselallergie kan verstopping veroorzaken.
Er is lang van uit gegaan dat galzuren alleen een vetverterende functie hadden. Inmiddels wordt steeds duidelijker dat galzuren belangrijke metabolische modulators zijn en zo een veel bredere werking hebben. Zo hebben galzuren belangrijke endocriene effecten en werken ze via het cytoplasma en de nucleaire receptoren in verschillende organen en weefsels. Galzuren beïnvloeden verschillende functies die zowel het energiemetabolisme controleren als de glucose- en vethuishouding.
Galzuren doen dat voornamelijk via activatie van galzuurreceptoren, bekend als nucleair farnesoïd X-receptoren (FXR) en G-proteïne gekoppelde galzuurreceptoren (TGR5). Via deze nieuwe inzichten wordt de rol van galzuren bij de ontwikkeling van aandoeningen steeds duidelijker.
Daarbij blijken galzuren ook een interactie te hebben met het darmmicrobioom [16]. Het is daarom niet verassend dat het galzuurmetabolisme substantieel wordt veranderd door ingrepen als bariatrische chirurgie.
Dit artikel geeft aan dat een optimale galstroom belangrijk is om verstopping te voorkomen. Natuurdiëtisten kunnen u begeleiden bij de juiste voedingsadviezen en keuzes van bovengenoemde opties om de galstroom te bevorderen. Allemaal preventieve maatregelen om te voorkomen dat het galsysteem meer en meer ontregelt en geblokkeerd raakt.
Marijke de Waal Malefijt
Voedings- en laboratoriumtesten
Natuurdiëtisten kunnen als geen ander uw voedingsstatus inschatten en adviezen geven op het gebied van voeding in relatie tot ziekte en gezondheid. Dit doen ze aan de hand van laboratoriumtesten.
Met laboratoriumbepalingen is de natuurdiëtist in staat uw voedingsstatus te bepalen en de dieetadviezen op maat te maken en door laboratoriummonitoring te evalueren en zo nodig bij te stellen.
Wij werken samen met de Duitse fabrikant van laboratoriumtesten Medivere. Medivere levert laboratorium diagnostische diensten waarbij de conventionele geneeskunde als ook aanvullende (complementaire) medische diagnostica en therapieën optimaal worden gecombineerd.
Op onze pagina over voedings- en laboratoriumtesten kunt u alle Medivere testen bekijken en bestellen.
Literatuur en links:
[1] Boyer JL, Trauner M. 2003. Bile Salt Transporters: Molecular Characterization, Function, and Regulation. Physiology Review, 83: 633–671.
[2] Baxter JD, Webb P. Metabolism:Bile acids heat things up. 2006. Nature, 439: 402-403.
[3] de Bari O, Garruti G, Liu KJ, Neuschwander-Tetri BA, Portincasa P, Wang DQ, Wang HH. 2013.Prevention of cholesterol gallstones by inhibiting hepatic biosynthesis and intestinal
absorption of cholesterol. European Journal of Clinical investigation, 43: 413–426.
[4] Havel P, Kobayashi J, Machida T, Murakami M, Nakajima K, Shimomura Y, Shirakawa T,
Stanhope K, Sumino H. 2015. Comparison of the effect of post-heparin and pre-heparin lipoprotein lipase and hepatic triglyceride lipase on remnant lipoprotein metabolism. Clinica Chimica Acta, 440: 193-200.
[5] Liu M, Portincasa P, Samuelson LC, Tso P, Wang DQ, Wang HH. 2009. Effect of gallbladder hypomotility on cholesterol crystallization and growth in CCK-deficient mice. Biochimica
Biophysica Acta, 1801: 138–146.
[6]Tang C, Biemond I, Lamers CBHW. Cholecystokinin receptors in human pancreas and gallbladder muscle: a comparative study. Gastroenterology 1997;111:1621-6.
Biochem Genet. 2016 Jun 10. [Epub ahead of print]
[7] Polymorphism and Expression Profile of Cholecystokinin Type A Receptor in Relation to Gallstone Disease Susceptibility. Kazmi HR, Chandra A, Nigam J, Baghel K, Srivastava M, Maurya SS, Parmar D.
[8] Jia Y, Kim JY, Jun HJ et al. The natural carotenoid astaxanthin, a PPAR-α agonist and PPAR-γ antagonist, reduces hepatic lipid accumulation by rewiring the transcriptome in lipid-loaded hepatocytes. Mol Nutr Food Res. 2012;56(6):878-88.
[9] WHO Monograph Rhizoma Curcumae Longae. In: WHO monographs on selected medicinal plants, vol 1 Genf 1999;115-124.
[10] Blumenthal M, Goldberg A, Brinckmann J. Herbal Medicine, Expanded Commission E monographs. American Botanical Council 2000;379-384. Integrative Medicine Communications, ISBN 0-9670772-1-4. Curcuma longa (turmeric). Monograph. Altern Med Rev. 2001;6S:S62-6.
[11] Rasyid A, Rahman AR, Jaalam K et al. Effect of different curcumin dosages on human gall bladder. Asia Pac J Clin Nutr. 2002;11(4):314-8.
[12] Yamahara J et al.: Gastrointestinal motility enhancing effect of ginger and its active constituens, Chemical and pharmaceutical bulletin 38; 430-431, 1991.
[13] Tsai CJ, Leitzmann MF, Willett WC, et al. Long-term effect of magnesium consumption on the risk of symptomatic gallstone disease among men. Am J Gastroenterol. 2008;103(2):375-82.
[14] Ko CW. Magnesium: does a mineral prevent gallstones? Am J Gastroenterol. 2008;103(2):383-5.
[15] The role of vitamin A in bile acid synthesis and transport and the relevance for cholestatic liver disease, (2013) Hoeke, http://dissertations.ub.rug.nl/faculties/medicine/2013/m.o.hoeke/
[16] Vitek L, Haluzik M. The role of bile acids in the metabolic regulations. J. Endrocrinol. 2016 Jan 5. Pii: JOE-15-0469.
[17] http://lpi.oregonstate.edu/mic/other-nutrients/choline
[18] Hammerl, H. and Pichler, O. [Possibility of causal treatment of bile duct diseases with an artichoke preparation.]. Wien.Med Wochenschr. 6-29-1957;107(25-26):545-546.
[19] http://globalusers.org/herbs-dietary-supplements-database/taraxacum-officinale-the-common-dandelion.php?clear_cache=Y
[20] https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3723324/