Bij het reguleren van de schildklierhormoonhuishouding zijn er verschillende hormonen betrokken,…
Het rookpunt van vet- en oliesoorten
Het rookpunt van vet- en oliesoorten is de temperatuur waarbij het een blauwachtige walm (rook) zichtbaar wordt. Het is kortgezegd een maat voor de temperatuur waarbij een vet of olie afbreekt. Dit is een belangrijke factor bij het koken met oliën en vetten, want bij het rookpunt beginnen ze af te breken en produceren dan schadelijke giftige stoffen. In tegenstelling tot koolhydraten en eiwitten kunnen vetten een hoge temperatuur verdragen.
Verschillende producten vragen om verschillende bereidingstijden en bereidingstemperaturen. Daarbij houd je rekening met de soort olie of vet die je kiest, want elke soort heeft een maximumtemperatuur, het zogenaamde rookpunt.
Acroleïne: geur van verbrand vet
Bij oliën die hun rookpunt bereiken komt een stof vrij die acroleïne heet. De geur van verbrand vet wordt veroorzaakt door de afbraak van glycerol in het vet tot acroleïne. Deze stof kan niet alleen een onaangename verbrande smaak geven, maar ook gevaarlijk zijn voor je gezondheid. Acroleïne is een zeer giftige stof die ernstige irritatie van de huid, ogen en ademhalingswegen kan veroorzaken. Het is aangetoond dat acroleïne het immuunsysteem onderdrukt, wat kan leiden tot verhoogde vatbaarheid voor ziektes zoals kanker.
Het rookpunt is niet de enige factor die bepaalt of een olie geschikt is om in te bakken. Als een olie rijk is aan meervoudig onverzadigde vetzuren, kan deze gemakkelijk oxideren. Hierdoor komen er vrije radicalen vrij. Deze verbindingen kunnen negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid, en cellulaire schade veroorzaken die ziekten kunnen bevorderen.
Bak daarom altijd in olie of vet die rijk zijn aan verzadigde of enkelvoudig onverzadigde vetzuren. Deze oxideren niet snel.
Rookpunt van geraffineerde en ongeraffineerde olie
Geraffineerde oliën hebben een hoger rookpunt. Geraffineerde oliën zijn bewerkt om onzuiverheden en plantaardige deeltjes te verwijderen. Deze deeltjes bestaan uit onder meer polyfenolen, maar ook vrije vetzuren. Hoe meer vrije vetzuren er in een olie aanwezig zijn, hoe lager het rookpunt.
Het proces van raffineren kan via allerlei chemische en fysische processen, maar het eindresultaat is dat geraffineerde oliën meer bewerkt zijn dan ongeraffineerde oliën. Hierdoor bevatten de geraffineerde oliën geen deeltjes meer die kunnen verbranden of afbreken.
Ongeraffineerde oliën kunnen meer voedingsstoffen bevatten, maar ze zijn ook gevoeliger voor hitte en kunnen sneller ranzig worden dan sterk bewerkte olie. De plantaardige deeltjes zijn overigens op zichzelf niet ongezond, want deze hebben vaak een antioxidatieve werking die de gezondheid ten goede kunnen komen. Wanneer deze deeltjes verbranden, worden ze wel schadelijk en ongezond.
Welke soort vet of olie voor het bereiden van de maaltijd?
Er zijn diverse discussies welke soort vet of olie het meest geschikt is om gezond je maaltijd mee te bereiden. Welke soorten kun je juist beter wel of beter niet gebruiken?
Wat het gezondheidsaspect betreft zijn er verschillende dingen om in gedachten te houden.
Vet kan vloeibaar zijn, zoals olie op kamertemperatuur, of vast zoals roomboter en kokosvet. De vuistregel is dat vloeibaar de voorkeur heeft, omdat dit minder verzadigde vetten bevat. Je kan vetvormen met veel verzadigd vet herkennen omdat ze bij kamertemperatuur een vaste vorm hebben. Er is nog veel discussie over de invloed van verzadigd vet en onverzadigd vet op de gezondheid en risico op ziekten.
Verzadigde vetten blijven stabieler bij een hoge temperatuur. Onverzadigde vetten zijn minder stabiel en hebben een lager rookpunt, dus kan er sneller ontbinding plaats vinden met een flinke blauwe walm.
Ze kunnen namelijk oxideren, hydrolyseren, polymeriseren of isomeriseren. Hydrolyse en polymerisatie hebben invloed op de kwaliteit van het vet. Vetoxidatie en isomerisatie nadelig zijn voor de gezondheid. Hieronder meer over deze twee laatst genoemde processen.
Hydrolyse
Onder invloed van water kan vet (voor een deel) ontleden, waardoor vrije vetzuren, diglyceriden, monolyceriden en glycerol overblijven. Dit proces heet hydrolyse en wordt bij vetten die rijk zijn aan korte-keten-vetzuren en onverzadigde vetzuren al in een vroeg stadium waargenomen. De hoeveelheid vrije vetzuren die gevormd is, is een maat voor de kwaliteit van het bereidingsvet. Een teveel aan vrije vetzuren laat frituurvet schuimen.
Boter en (vloeibare) margarines bevatten relatief veel water (15-45%), waardoor tijdens het bewaren de hydrolysegraad iets zal toenemen.
Pure olie bevat geen water en bestaat voor 100% uit vet.
Polymerisatie
Bij blootstelling aan hoge temperaturen kunnen vetdeeltjes samenklonteren tot di-, tri- en polymere vetzuren (DPTG). Het vet wordt daardoor stroperig. Dit proces van samenklonteren noemen ze polymerisatie en de gevormde producten zijn niet direct schadelijk voor de gezondheid. Wel neemt de kwaliteit van het bereidingsvet hierdoor af.
Met name de meervoudig onverzadigde vetten zijn hier gevoelig voor. De di-, tri- en kortere polymere vetzuren kan het lichaam afbreken. Alleen de langere polymere vetzuren zijn bestand tegen de enzymatische afbraak en verlaten samen met de urine het lichaam.
De kwaliteit van frituurvet wordt bepaalt door het percentage DPTG in frituurvet. De Warenwet geeft aan dat dit percentage niet hoger mag zijn dan 16%. Daarboven vormt het vet een gezondheidsrisico.
Vetoxidatie
Vetoxidatie is naast niet-enzymatische en de enzymatische bruinkleuring één van de belangrijkste reacties in levensmiddelen. Vetoxidatie kan tot geur- en smaakafwijkingen leiden (ransheid), waardoor de kwaliteit sterk afneemt.
Ook bij lagere temperaturen is er sprake van vetoxidatie. Maar dit proces neemt toe bij temperaturen boven de 160˚C. Onverzadigde vetzuren zijn gevoeliger voor vetzuuroxidatie dan verzadigde vetzuren. Bij vetoxidatie ontstaan aldehydes, ketonen en alkanen. Deze stoffen hebben een nadelige invloed op de geur en smaak, maar zijn óók kankerverwekkend.
In de grote verscheidenheid van vetoxidatieprocessen kunnen drie categorieën worden onderscheiden:
Autoxidatie. Onder invloed van bijvoorbeeld zuurstof worden uit vetzuurmoleculen vrije (alkyl)radicalen gevormd. Deze radicalen reageren met zuurstof tot peroxideradicalen. Bij de vorming van hydroperoxiden uit peroxideradicalen worden weer vrije radicalen gevormd, waardoor de reactie een autokatalytische kettingreactie wordt.
Foto-oxidatie. Vetoxidatie kan worden beïnvloed door licht.
Enzymatische oxidatie. Het enzym lipoxygenase kan uit onverzadigde vetzuren monohydroperoxiden vormen. Lipoxygenase oxideert specifiek vetzuren met een 1, 4, cis, cis -pentadieen structuur. Oliezuur wordt daardoor niet geoxideerd door lipoxygenase, maar linolzuur is daarentegen erg gevoelig voor dit type oxidatie.
De verpakking heeft een grote invloed op het mogelijk optreden van vetoxidatie. Een aantal factoren die vetoxidatie beïnvloeden zijn nauw verwant aan verpakkingseigenschappen. Met name licht en zuurstof zijn factoren waar de verpakking grote invloed op kan hebben. Vetoxidatie is één van de belangrijkste reacties in levensmiddelen welke kan leiden tot een sterke afname van de productkwaliteit. Met name geur- en smaakafwijkingen (ransheid) zijn de oorzaak van de kwaliteitsafname.
Isomerisatie
Bij isomerisatie verandert de ruimtelijke structuur van een onverzadigd vetzuur. Hierdoor kan het gezonde onverzadigde vetzuur veranderen in een ongezond transvetzuur. Het treedt vooral op bij hoge temperaturen boven de 220˚C.
Transvet komt van nature voor in melk en vlees van herkauwers zoals koeien en schapen. Vroeger zaten ze ook in harde margarines, frituur-, bak- en braadvetten en in gebak, koek en snacks, maar tegenwoordig is de hoeveelheid zeer laag.
Transvetten behoren tot de onverzadigde vetzuren. Er kan bij onverzadigd vet een onderscheid gemaakt worden tussen cis-vetzuren en transvetzuren. Het verschil zit hem vooral in de scheikundige structuur van het vetzuur.
Vetzuren bestaan uit een keten van koolstofatomen(C). Aan deze koolstofatomen zitten waterstofmoleculen (H). Aan het einde zit nog een zuurstofmolecuul (O) en OH-molecuul. Een onverzadigd vetzuur heeft één of meerdere dubbele bindingen tussen twee koolstofatomen. De groepen die vastzitten aan deze koolstofatomen kunnen op twee manieren worden gerangschikt. Deze kunnen dezelfde kant op staan of juist in tegengestelde richting. In het eerste geval is er sprake van een cis-verbinding. In het tweede geval een transverbinding. Een cis-vetzuur is van nature geknikt, terwijl een transvetzuur recht is. Door deze structuur is transvet minder flexibel.
Deze structuur heeft ook invloed op eigenschappen van het vet, bijvoorbeeld op het smeltpunt. Het smeltpunt ligt bij transvet hoger dan bij een cis-vetzuur.
Transvetten verhogen namelijk het LDL-cholesterol en verlagen het HDL-cholesterol.
Het rookpunt is afhankelijk van verschillende factoren:
Hoe meer vrije vetzuren, hoe lager het rookpunt.
Hoe korter de vetzuurketen, hoe lager het rookpunt
Bereikt het vet of de olie het rookpunt?
Dit kan invloed hebben op de smaak, geur en knapperigheid van je eten, zowel positief als negatief. De walm die vrijkomt is zoals eerder genoemd ook rijk aan giftige stoffen.
Bij bakken en braden varieert de temperatuur van 160-180 °C. Vaak gebeurd dit eenmalig voor enkele minuten. Bij deze temperaturen kan oxidatie en polymerisatie ontstaan. Let daarom ook hier op het rookpunt van het bereidingsvet dat je wilt gebruiken. Veel oliën zijn prima geschikt voor bakken en braden.
Uitzondering hierop zijn ongeraffineerde oliën en extra virgin olijfolie. Deze hebben een te laag rookpunt en zijn dus ongeschikt om mee te koken, frituren en bakken.
Uitzonderingen zijn ongeraffineerde en extra virgin olijfolie. Deze hebben een te laag rookpunt. Let erop dat bij wokken de temperatuur wel kan toenemen tot 240°C!
Ghee is geklaarde roomboter die veelvuldig wordt gebruikt in de keukens van India. Traditioneel wordt roomboter geklaard door deze zachtjes te verwarmen totdat het watergehalte is verdampt en de vaste melkbestanddelen afgeroomd en weg gezeefd kunnen worden, waarbij alleen het vloeibare vet achterblijft. Een van de voordelen hiervan, is dat ghee hierdoor een veel hoger rookpunt krijgt. Dat betekent dat het tot een hoge temperatuur kan worden verhit zonder te roken of te verbranden. Dit maakt het een goede keuze om mee te koken.
Ghee is rijk aan verzadigd vet, dat zeer stabiel is op hogere temperaturen.
Milde olijfolie is geraffineerd, wat inhoudt dat deeltjes die kunnen verbranden eruit zijn verwijderen. Bij ongefilterde extra vierge olijfolie zitten deze deeltjes er nog wel in. Milde olijfolie heeft door het raffineren een neutrale smaak. Deze olie kan voor langere tijd hogere temperaturen aan, zonder daarbij te gaan roken. Als je lang en heet wilt bakken, is milde olijfolie met een rookpunt van 230 °C de beste keuze.
Studies noemen dat ongefilterde olijfolie een rookpunt heeft tussen 171 – 191 °C. Dat zou betekenen dat je wel degelijk kunt bakken in ongefilterde olijfolie, maar dan moet je wel op de temperatuur letten. De term ‘extra vierge’ betekent dat de olie afkomstig is van de eerste persing, waarbij de zuurgraad ook niet hoger mag zijn dan 0,8%. Een extra vierge olijfolie is daarbij ook mechanisch verkregen, ongefilterd en bevat geen oplosmiddelen. In een extra vierge olijfolie kun je beter niet te lang bakken, deze kun je beter koud gebruiken, bijvoorbeeld over een salade of in een zelfgemaakte pesto.
Koud geperste olie
Koudgeperste olie is olie die aan een temperatuur onder 27º C werd geperst. Vanuit culinair en organoleptisch oogpunt heeft de temperatuur echter een vrij grote invloed op de kwaliteit van de olie.
De stoffen die verantwoordelijk zijn voor de aroma’s en geuren van olijfolie zijn vluchtige stoffen, d.w.z. dat zij zeer gemakkelijk verdampen. Dus: hoe hoger de extractietemperatuur, hoe meer vluchtige stoffen er uit de olie ontsnappen, met als gevolg dat de olie qua aroma’s en smaak aan intensiteit verliest, en dat de culinaire kenmerken verminderen.
Er bestaat veel verwarring over het concept van koude extractie. Op sommige sites staat dat extra vierge olijfolie alleen koud geëxtraheerd of geperst wordt. Dat het dan meer polyfenolen en ontstekingsremmende en antioxiderende stoffen bevat. Er is extra vierge olijfolie die, zonder koud te zijn geëxtraheerd, voldoet aan de noodzakelijke vereisten om extra vierge olijfolie te worden genoemd. Als een olie voldoet aan de zuurtegraad en de organoleptische voorwaarden van de proeverij, is het extra vierge.
Het is ontzettend belangrijk dat een olie koud geperst en biologisch is om als een echt hoogwaardig gezondheidsvoedingsmiddel beschouwd te worden. Tijdens het productieproces blijven alleen zo de vitamines en de bioactieve stoffen optimaal behouden. Vuistregel; niet bakken in koudgeperste olie.
Lees meer op;
Gezonde kook en baktechnieken.
Smaakvolle kooktechniek: de tajine.
Tabel met de rookpunten van verschillende soorten olie en vet:
Oliesoort Type Temp
Amandelolie 221 °C
Avocado-olie Geraffineerd 270 °C
Boter (room) 150 °C
Druivenpitolie 216 °C
Ghee 250 °C
Katoenzaadolie Geraffineerd 225 °C
Kokosolie Geraffineerd 232 °C
Kokosolie Ongeraffineerd 177 °C
Koolzaadolie Geraffineerd 232 °C
Koolzaadolie Ongeraffineerd 107 °C
Lijnzaadolie Ongeraffineerd 107 °C
Maisolie 235 °C
Maisolie Ongeraffineerd 178 °C
Mosterdolie 250 °C
Olijfolie Geraffineerd 230 °C
Olijfolie
Extra vierge 180 °C
Palmolie Geraffineerd 235 °C
Pecanolie 243 °C
Pindaolie Geraffineerd 232 °C
Pindaolie Ongeraffineerd 160 °C
Reuzel 190 °C
Rijstolie Geraffineerd 232 °C
Rundvet 250 °C
Saffloerolie Ongeraffineerd 107 °C
Saffloerolie Geraffineerd 232 °C
Sesamolie Ongeraffineerd 177 °C
Sesamolie Geraffineerd 232 °C
Sojaolie 234 °C
Zonnebloemolie Geraffineerd 232 °C
Zonnebloemolie Ongeraffineerd 107 °C
Zonnebloemolie
(hoog oliezuur) Geraffineerd 232 °C
Zonnebloemolie
(hoog oliezuur) Ongeraffineerd 160 °C
Koudgeperst (donkere fles) bewaren in de koelkast
Avocado Ongeraffineerd 107°C
Druivenpitolie Ongeraffineerd 107°C
Walnootolie Ongeraffineerd 107°C
Hazelnootolie Ongeraffineerd 107°C
Pompoenolie Ongeraffineerd 107°C
Hennepzaadolie Ongeraffineerd 107°C
Referenties
[1] Guillaume, C., De Alzaa, F., & Ravetti, L. (2018). Evaluation of chemical and physical changes in different commercial oils during heating. Acta Scientific Nutritional Health, 2(6), 2-11.
[2] Hartman, E. (2006) Mens en voeding.
[3] Billek G. Health aspects of thermoxidized oils and fats. Eur. J. Lipid Sci. Technol. 2000; 102, 587–593.
[4] Bockisch M. Fats and oils handbook. – Champaign: AOCS Press, 1998.
[5] Vieira SA, McClements DJ, Decker EA. Challenges of utilizing healthy fats in foods. Adv Nutr. 2015;6(3):309S-317S. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC4424769/
[6] Bazina N, He J. Analysis of fatty acid profiles of free fatty acids generated in deep-frying process. J Food Sci Technol. 2018;55(8):3085-3092. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/30065418/
[7] Detwiler SB, Markley KS. Smoke, flash, and fire points of soybean and other vegetable oils. Oil Soap. 1940;17(2):39-40. https://aocs.onlinelibrary.wiley.com/doi/abs/10.1007/BF02543003
[8] Boateng L, Ansong R, Owusu WB, Steiner-Asiedu M. Coconut oil and palm oil’s role in nutrition, health and national development: A review. Ghana Med J. 2016;50(3):189-196. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5044790/
[9] Arntz D, Fischer A, Höpp M, et al. Acrolein and methacrolein. In: Wiley-VCH Verlag GmbH & Co. KGaA, ed. Ullmann’s Encyclopedia of Industrial Chemistry. Wiley-VCH Verlag GmbH & Co. KGaA; 2007:a01_149.pub2. https://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/14356007.a01_149.pub 2
[10] Roth-Walter F, Bergmayr C, Meitz S, et al. Janus-faced Acrolein prevents allergy but accelerates tumor growth by promoting immunoregulatory Foxp3+ cells: Mouse model for passive respiratory exposure. Sci Rep. 2017;7(1):45067. https://www.nature.com/articles/srep45067
[11] Billek G. Health aspects of thermoxidized oils and fats. Eur. J. Lipid Sci. Technol. 2000; 102, 587–593.
[12] Aguilera JM, Gloria-Hernandez H, “Oil absorption during frying of frozen parfried potatoes,” Journal of science, vol. 65, 2000, pp. 476-479.
[13] Bouchon P. Understanding oil absorption during deep-fat frying. Adv Food Nutr Res. 2009;57:209-34.
[14] Choe E, Min DB. Chemistry of Deep-Fat Frying Oils. Journal of foodscience, Vol. 00, Nr. 0, 2007.
[15] Zhang Q, Saleh AS, Chen J, Shen Q. Chemical alterations taken place during deep-fat frying based on certain reaction products: a review. Chem Phys Lipids. 2012 Sep;165(6):662-81.
Hrncirik, K. Stability of fat-soluble vitamins and PUFA in simulated shallow-frying. Lipid Technology Volume 22, Issue 5, pages 107–109, May 2010.
[16] Farnetti S, Malandrino N, Luciani D, Gasbarrini G, Capristo E. Food fried in extra-virgin olive oil improves postprandial insulin response in obese, insulin-resistant women. J Med Food. 2011 Mar;14(3):316-21.
[17] Guallar-Castillón P1, Rodríguez-Artalejo F, Lopez-Garcia E, León-Muñoz LM, Amiano P, Ardanaz E, Arriola L, Barricarte A, Buckland G, Chirlaque MD, Dorronsoro M, Huerta JM, Larrañaga N, Marin P, Martínez C, Molina E, Navarro C, Quirós JR, Rodríguez L, Sanchez MJ, González CA, Moreno-Iribas C. Consumption of fried foods and risk of coronary heart disease: Spanish cohort of the European Prospective Investigation into Cancer and Nutrition study. BMJ. 2012 Jan 23;344:e363.
[18] Soriguer F, Rojo-Martínez G, Dobarganes MC, García Almeida JM, Esteva I, Beltrán M, Ruiz De [19] Adana MS, Tinahones F, Gómez-Zumaquero JM, García-Fuentes E, González-Romero S. Hypertension is related to the degradation of dietary frying oils. Am J Clin Nutr. 2003 Dec;78(6):1092-7.
[20] Voorlichtingmvo.nl/gfx/file/Infowijzer_bakken_en_braden_2013.pdf (gebroken link)
[21] Cahill LE, Pan A, Chiuve SE, Sun Q, Willett WC, Hu FB, Rimm EB. Fried-food consumption and risk of type 2 diabetes and coronary artery disease: a prospective study in 2 cohorts of US women and men. Am J Clin Nutr. 2014 Jun 18;100(2):667-675.
[22] Guallar-Castillon P, Rodriguez-Artalejo F, Fornes NS, Banegas JR, Etxezarreta PA, Ardanaz E, et al. Intake of fried foods is associated with obesity in the cohort of Spanish adults from the European Prospective Investigation into Cancer and Nutrition. Am J Clin Nutr 2007;86:198-205.
[23] Sayon-Orea C, Bes-Rastrollo M, Basterra-Gortari FJ, Beunza JJ, Guallar-Castillon P, de la Fuente-[24] Arrillaga C, et al. Consumption of fried foods and weight gain in a Mediterranean cohort: the SUN project. Nutr Metab Cardiovasc Dis 2011: published online 6 Aug.
[25] Donfrancesco C, Lo NC, Brignoli O, Riccardi G, Ciccarelli P, Dima F, et al. Italian network for obesity and cardiovascular disease surveillance: a pilot project. BMC Fam Pract 2008;9:53.
[26] Qi Q, Chu AY, Kang JH, Huang J, Rose LM, Jensen MK, Liang L, Curhan GC, Pasquale LR, Wiggs JL, De Vivo I, Chan AT, Choi HK, Tamimi RM, Ridker PM, Hunter DJ, Willett WC, Rimm EB, Chasman DI, Hu FB, Qi L. Fried food consumption, genetic risk, and body mass index: gene-diet interaction analysis in three US cohort studies. BMJ. 2014 Mar 19;348:g1610.
[27] Bao W1, Tobias DK, Olsen SF, Zhang C. Pre-pregnancy fried food consumption and the risk of gestational diabetes mellitus: a prospective cohort study. Diabetologia. 2014 Oct 11.
[28] Voorlichtingmvo.nl/upload/File/Infowijzer%20frituren%202013.pdf
[29] Lang K, G. Billek G, J. Führ J, J. Henschel J, von Jan E, Kracht J, Scharmann H, Strauss HJ, Unbehend M, Waibel J. Ernährungsphysiologische Eigenschaften von Fritierfetten. Z. Ernährungswiss. Supplement. 1978; 21 1–61.
[30] Nolen GA, Alexander JC, Artman NR. Long-term rat feeding study with used frying oils. J. Nutr. 93 (1967) 337–348. Miller KW, Long PH. A 91-day feeding study in rats with heated olestra/vegetable oil blends. Food Chem. Toxicol. 1990; 28, 307–316.
[31] Nolen GA. A feeding study of a used partially hydrogenated soybean oil frying fat in dogs. J. Nutr. 1973; 103 (1973) 1248–1255.
[32] Bockisch M. Fats and oils handbook. – Champaign: AOCS Press, 1998.
[33] MVO de ketenorganisatie voor oliën en vetten, Zoetermeer.
[34] Chen W, Chiu CP, Cheng WC, Hsu CK, Kuo M. Total Polar Compounds and Acid Values of Repeatedly Used Frying Oils Measured by Standard and Rapid Methods. Journal of Food and Drug Analysis, Vol. 21, No. 1, 2013, Pages 58-65.
[35] Voedsel en Waren Autoriteit. Onderzoek naar het gebruik van frituurvet in de horeca – Effectmeting. Projectnummer: ZD05K101, september 2005.
[36] Moreira, R.G., Sun, X. & Chen, Y. Factors affecting oil uptake in tortilla chips in deep-fat frying. Journal of Food Engineering, 1997; 31, 485-498.
[37] Ufheil G, Escher F. Dynamics of Oil Uptake during Deep-Fat Frying of Potato Slices. LWT – Food Science and Technology Volume 29, Issue 7, November 1996, Pages 640–644.
[38] Hageman G, Kikken R, Ten Hoor F, Kleinjans J. Assessment of mutagenic activity of repeatedly used deep-frying fats. Mutat Res. 1988 Apr;204(4):593-604.